Blok 1:
Woorden met -ng:
tong - onderhandeling - onderneming - ondersteuning - overeenstemming - overweging - redenering - samenleving - samenstelling - samenwerking - toelichting.
Woorden met -cht:
lucht - achterin - echtgenote - luchthaven - opgelucht - opzicht - overdracht - prachtige - verdachte - verlichting - zenuwachtig.
Werkwoorden:
kleuren - aanmoedigen - accepteren - behandelen - concluderen - demonstreren - herinneren - herstellen - illustreren - informeren - inspannen.
werken - aankloppen - aanraken - bereiken - beslissen - glimlachen - haken - knippen - mislukken - onderstrepen - ontsnappen.
Woorden met -ei:
reis - afscheiding - bedreiging - beleid - bescheiden - onderscheid - reiziger - scheidsrechter - teneinde - waterpeil - weigering.
Woorden met -ij:
ijs - afwijking - afwijzing - destijds - gelijkenis - tenzij - termijn - tevoorschijn - verdwijning - vrijwel - wederzijds
Werkwoorden met - z/s of v/f verwisseling:
reizen - gonzen - grazen - lozen - niezen - omhelzen - plonzen - razen - verbazen - verhuizen - verwaarlozen.
leven - beleven - beloven - handhaven - nastreven - overleven - proeven - schaven - schroeven - turven - veroorloven.
Bij de werkwoorden moet je volgende werkwoordsvormen correct kunnen schrijven:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Alle bovenstaande woorden heb je vandaag mee naar huis gekregen om te oefenen. Zorg dat je dit ook regelmatig doet.
Heb je vragen, wil je samen oefenen, dan weet je mij te vinden.
Succes!!